Videotranscript: Het coderen van interviews
Goedenavond allemaal! Leuk dat je weer kijkt naar een nieuwe Q&A in de Super Scriptie Club op Facebook, of in de Facebookgroep.
Vandaag wilde ik jullie iets meer vertellen over coderen, want veel studenten maken gebruik van (kwalitatieve) interviews. Om die te analyseren moet je coderen. Daar wilde ik vandaag wat meer over vertellen, want ik krijg regelmatig de vraag hoe dat precies moet. Veel studenten vragen zich af of ze het wel goed doen, omdat ze zoiets nog nooit hebben gedaan. Daarom wil ik vandaag een kort stappenplan met je doornemen. Deze bestaat uit drie basisstappen, zodat je, zodra je aan coderen toe bent, daarmee vooruit kan.
Drie fasen
Je hebt drie grote fasen in het coderen. Denk eraan dat het de bedoeling is dat je de interviews helemaal uitschrijft voordat je gaat coderen, dus dat je ze transcribeert. Dat kan je zelf doen, of dat kan je uitbesteden. Als je het zelf doet ben je natuurlijk echt helemaal goed in de materie en weet je precies wat er allemaal gezegd is. Zodra je die interviews helemaal hebt uitgetypt kan je gaan coderen.
Zoals gezegd zijn er drie fases. De eerste is het open coderen, als tweede heb je axiaal coderen, en als laatste heb je selectief coderen.
Open coderen
Als eerste begin je met open coderen. Dan ga je dus de teksten doorlezen, en daarna ga je kijken of je bepaalde labels aan tekstfragmenten kan toevoegen. Dit zijn dus labels die ook interessant zijn voor je onderzoek, die te maken hebben met jouw onderzoeksvraag. In zo’n label of code vat je dat korte stukje tekst samen, dus zo lees je door. Een interview van tien pagina’s kan bijvoorbeeld wel honderd codes bevatten. Overlappende tekstfragmenten mogen ook meerdere codes hebben, dat maakt niet uit. Het is echt open coderen, dus zodra jij denkt dat een bepaald woord een stuk tekst goed weergeeft, dan geef je die code eraan mee.
De code hoeft ook niet per se in het tekstfragment te staan, maar het kan wel. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat je het over kwaliteit hebt, en dat dat ook wordt genoemd (de kwaliteit is van belang). Dan geef je dat stuk tekst de code ‘kwaliteit’. Maar als dat niet genoemd wordt, en iemand heeft het er wel over, dan kan je het ook gewoon de code ‘kwaliteit’ geven. Nogmaals: dat hoeft niet per se letterlijk genoemd te worden in het tekstfragment, want je bent enkel aan het open coderen.
Op deze manier rollen er een groot aantal codes uit. Dat is niet heel overzichtelijk, maar je hebt dan wel alvast de tekstfragmenten benoemd. Dit kun je handmatig doen, dus je kan alles uitprinten en highlighten en in de kantlijn de codes erbij zetten. Ook kun je gebruikmaken van softwarepakketten zoals ATLAS.ti en Kwalitan. Daarmee kun je de tekst erin zetten en heel makkelijk highlighten. Als je daarna de codes gaat bewerken of er een uitdraai van wil maken, dan is zo’n softwarepakket heel handig.
Als je niet zo van de software tools bent en daar geen gebruik van wilt maken, dan kan het nog steeds handmatig. Het is misschien iets meer werk, maar het kan wel degelijk. Ik heb ook een student begeleid die het handmatig heeft gedaan, dus dat kan echt wel.
Het open coderen doe je met een aantal interviews. Stel dat je vijftien interviews hebt gedaan, dan ga je daarvan bijvoorbeeld vijf helemaal open coderen. Op een gegeven moment zal je zien dat je een beetje dezelfde soort codes gebruikt, en dan kan je in de axiaal coderen fase terechtkomen. Dat wil overigens niet zeggen dat je daarna ook niet meer teruggaat naar open coderen, maar je bent dan wel weer een stapje verder.
Axiaal coderen
Axiaal coderen wil namelijk zeggen dat je de codes gaat samenvoegen, groeperen, en hernoemen. Om maar even een voorbeeld te noemen: stel je voor dat we het over het weer hebben. Je hebt een code die ‘regen’ heet, een code die ‘sneeuw’ heet, en een code genaamd ‘zonneschijn’. Voor nu houden we het even bij ‘sneeuw’ en ‘regen’. Deze twee kun je samenvoegen tot bijvoorbeeld ‘neerslag’. Die codes ga je dan hernoemen naar ‘neerslag’, dus dan heb je al een iets hoger niveau bereikt en het aantal codes gereduceerd. Als je honderden codes hebt is dat natuurlijk niet overzichtelijk. Je wilt daar ook een soort van overzicht in creëren door ze samen te voegen.
Nog een stapje hoger zou bijvoorbeeld ‘klimaat’ zijn. Zo kun je alle codes tot hoofdcategorieën maken, en dat is precies wat je tijdens axiaal coderen doet. Dus kijk eens of je misschien vergelijkbare codes hebt. Als je bijvoorbeeld een code ‘muziek’ hebt en een andere code ‘geluid’, dan gaat het eigenlijk over hetzelfde. Dan kun je die codes hernoemen totdat je echt hoofdcategorieën hebt met misschien wat subcategorieën of subcodes. Tijdens het axiaal coderen reduceer je dus het aantal codes en schep je overzicht.
Alle overige interviews ga je na het axiaal coderen ook coderen aan de hand van de categorieën die je hebt gecreëerd. Dan kan je ook meteen zien of het wel of niet werkt. Als het niet werkt dan voeg je weer nieuwe open codes toe, die je daarna weer kan samenvoegen. Het is een iteratief proces.
Selectief coderen
Als je alle interviews gedaan hebt, alle codes hebt samengevoegd, en echt hoofdcategorieën hebt bedacht, dan ben je aangekomen bij de selectief coderen fase. En dat is eigenlijk niet echt meer coderen, want je bent niet per se met je interviews bezig. Je bent dan eigenlijk al aan het analyseren en verbanden en relaties aan het leggen. Je gaat namelijk kijken naar de hoofdcategorieën die eruit zijn gekomen. Dus de meest belangrijke, degenen die het vaakst genoemd zijn of waar het meest over gepraat wordt, ga je goed bekijken om te zien wat de relaties tussen die concepten zijn. Wanneer komen ze gelijktijdig voor bijvoorbeeld, of wanneer komen ze juist niet voor? En wat zijn de verbanden daartussen? Dat is het selectief coderen. Dan kom je echt tot theorieontwikkeling en kan je conclusies daaruit gaan trekken.
Selectief coderen is dus de laatste stap, wat eigenlijk niet echt coderen is. Je bent niet echt labels aan het maken, maar je bent de concepten aan het vergelijken met elkaar en de relaties daartussen aan het leggen.
Patronen ontdekken
Na het coderen kun je verder met het schrijven van je resultatenhoofdstuk en je conclusiehoofdstuk, en dan is je scriptie klaar.
Nee, zo makkelijk is het natuurlijk niet. Het coderen kost best wel even wat tijd, en daar verkijk je je misschien op. Maar het is wel een heel leuk werkje, want je gaat echt diep in op de interviews en op je data. Op deze manier kom je ook achter dingen die je vooraf niet helemaal gezien hebt. Er komen bepaalde patronen naar boven die je in eerste instantie niet zou zien, en dat kan heel interessant zijn.
Dus als je daarmee bezig bent, zou ik zeggen: heel veel succes! En mocht je er nog aan beginnen, gebruik dan deze tips en wellicht ben je er volgende keer bij de Q&A weer bij. Heb je andere vragen, stuur ze dan in, dan maak ik daar ook een Q&A over. Tot de volgende keer!
Word lid van de Scriptie Academie en werk ontspannen en vlot naar je diploma!
Zeg vaarwel tegen stress en aanmodderen – met de Scriptie Academie wordt jouw scriptie-tijd niet alleen haalbaar, maar zelfs leuk.
Wij bieden je alle kennis, inzichten, praktische voorbeelden en antwoorden die je nodig hebt, én een stok achter de deur om je scriptieperiode soepel door te komen.
Geen eindeloos geworstel meer. Jouw scriptie is misschien een groot project, maar met de juiste ondersteuning en slimme strategieën ga je met sprongen vooruit. Laat je helpen om van jouw scriptie een succes te maken!
👉 Klik hier voor meer info en zet die eerste stap! 👈
Wat een interessant artikel! Het coderen van interviews lijkt me een cruciaal onderdeel van het onderzoek. De tips die je hebt gedeeld zijn zeer nuttig en zullen me zeker helpen bij mijn eigen scriptie. Bedankt voor het delen van je kennis!