Theoretisch kader

De artikelen die je hebt beschreven in het Plan van Aanpak gebruik je om dit hoofdstuk mee te schrijven. Heb je die PvA-les nog niet gevolgd, ga daar eerst naartoe!

Het theoretische kader is de backbone van je scriptie. De theorieën geven jou houvast en uitleg over het te onderzoeken probleem. Vanuit de theorie kun je dingen verklaren of je kunt hiaten in de theorie ontdekken die jij gaat onderzoeken. Vaak bestaat de hoofdvraag uit verschillende concepten. Het is belangrijk dat je deze concepten uitlegt vanuit de theorie. Wat is er al over bekend? Is er een eenduidige visie op het concept? Of is er discussie over het concept? Dit zijn allerlei vragen die je kunt beantwoorden in het theoretische kader.

Er is bij veel HBO-opleidingen helaas veel onduidelijkheid over de invulling van het theoretische kader. Er zijn twee mogelijkheden om je theoretisch kader invulling te geven. Lees hieronder de twee opties.

OPTIE 1: Voor een wetenschappelijk onderzoek is de invulling van het theoretisch kader vrij duidelijk; Je beschrijft de bestaande literatuur (dit zijn onderzoeksartikelen) over jouw vraagstuk. Je geeft definities van de centrale begrippen en constateert waar het hiaat in de theoretische kennis zit. Dit hiaat is de reden voor nader onderzoek in de praktijk (empirie).

OPTIE 2: Het theoretisch kader van HBO-opleidingen heeft soms de insteek van het wetenschappelijk onderzoek zoals beschrijven hierboven. Echter komt het ook heel regelmatig voor dat het theoretisch kader wordt ingestoken als een literatuuronderzoek. Hierbij wordt er met behulp van de literatuur (onderzoeksartikelen) antwoord gegeven op een (theoretische) deelvraag. Het theoretisch kader wordt hiermee een stuk smaller en heeft niet zozeer de functie om hiaten in de literatuur te vinden.

Wanneer je hebt besloten welke invulling het beste past bij jouw opleiding (raadpleeg hiervoor de scriptiehandleiding van je opleiding) kun je aan de slag.

Allereerst duik je weer een keer de theorie in en vul je de reeds gevonden onderzoeksartikelen aan met 5 extra onderzoeksartikelen.

Het theoretisch kader telt gemiddeld 2-8 pagina’s.

Hoofdstuk schrijven

Je gaat nu een verhaal schrijven waarin je de lezer uitlegt wat er allemaal bekend is over jouw vraagstuk of deelvraag. Je legt begrippen uit en geeft visies van verschillende onderzoekers op hetzelfde onderwerp. Vaak is het zo dat er verschillende visies / meningen zijn. Deze mag je uitleggen en aangeven welke visie het meest relevant of passend is voor jouw onderzoek.

Opdrachten

OPDRACHT 1: Maak een korte samenvatting van de nieuw gevonden artikelen (1 alinea per artikel).

OPDRACHT 2: Beschrijf per artikel waarom je verwacht dat het artikel nuttig zal zijn voor je scriptie (paar zinnen per artikel).

OPDRACHT 3: Maak een opzet voor het theoretische hoofdstuk. Welke begrippen wil je wanneer bespreken? Maak hier kopjes van.

OPDRACHT 4: Vul ieder kopje met informatie uit de verschillende artikelen en probeer ook de “discussie” of het verschil van meningen over een onderwerp weer te geven.


Videotranscript: Wat staat er in een theoretisch kader?

Wat hoort er eigenlijk in het theoretisch kader te staan, en wat beschrijf je daarin? Hoe groot is zo’n hoofdstuk? Zo’n hoofdstuk kan heel kort zijn, dus bijvoorbeeld drie pagina’s of vijf pagina’s, maar het kan ook wel tien pagina’s zijn. Dus dat zegt nog niet heel veel natuurlijk over hoe groot het is. Maar, het is meestal het tweede hoofdstuk na je inleiding en je aanleiding (waarin je verteld hebt over het probleem) en dan komt het theoretisch kader.

Eerdere onderzoeken

In het theoretisch kader ga je op zoek naar theorieën en onderzoeken die al geweest zijn over jouw onderwerp. Dus je gaat een bepaald onderwerp of verschijnsel onderzoeken, en daar is vast al een keer eerder onderzoek over geweest. Vaak ga je in een organisatie bekijken hoe een organisatie (bijvoorbeeld) meer klanten kan krijgen, of hoe ze meer loyale klanten kunnen krijgen.

Je kan bijvoorbeeld over klantenloyaliteit een onderzoek doen. Dan ga je in het theoretisch kader dat begrip uitzoeken. Eerst ga je bekijken: hoe hebben anderen dat onderzocht? Wat is daar uitgekomen? Is er al een vergelijkbaar onderzoek gedaan? Als je de klantenloyaliteit van een ICT partij gaat onderzoeken bijvoorbeeld, kijk dan eens of er meer van dat soort onderzoeken geweest zijn. Of wat is klantenloyaliteit eigenlijk? Wat weet ik daar al van? Dat ga je dus in een theoretisch kader zetten.

Een voorbeeld: mijn eigen scriptie

Ik heb ook mijn eigen scripties er nog even bij gepakt om wat voorbeelden te geven over theoretische kaders. Het ene was acht pagina’s, de andere tien. Dus ja, ik weet niet wat dat zegt, dat ligt natuurlijk ook aan de grootte van het lettertype. Maar, mijn eerste scriptie (die in het Nederlands was) ging over een onderzoek naar de kwaliteit van politieke partij websites. En dat ging dan tijdens de gemeenteraadsverkiezingen over kleine lokale partijen. Dit is wel al twaalf jaar geleden, in 2007, en toen waren websites nog in opkomst. Dus toen was het wel anders dan nu. Maar mijn vraag was dus: is het een oplossing voor kleine partijen, zodat zij in ieder geval ook een soort uithangbord hebben en ook de burger kunnen bereiken?

Toen heb ik in het theoretisch kader allerlei begrippen uitgelegd, ik zal er een paar noemen (dit was trouwens voor de studie Communicatiewetenschap). Ik begon eerst over de communicatie van de politieke partijen via het internet. Ik had iets verteld over de traditionele media, en daarna dus het elektronische uithangbord van politiek partijen, oftewel de website (hoe werkt dat en wat doen de partijen allemaal nog meer?). Het ging dus over de aandacht van kiezers voor de websites, en de vindbaarheid en kwaliteit van de website.

Daarna bespreek ik theorieën over de aandacht voor politieke partijen. Er waren twee belangrijke visies die ik gevonden had in de theorie, dus er werd al meer onderzoek gedaan naar hoe grote partijen en kleine partijen communiceren. Er waren twee belangrijke theorieën/visies, en die heb ik uitgelegd. Ik heb ook gekeken van: welke visie denk ik dat waar is? Of welke theorie vind ik het meest passen voor de situatie die ik ga onderzoeken? En dat moet je dan ook beargumenteren. Dus je maakt ook keuzes, want er zijn honderden onderzoeken over verschillende onderwerpen, of over hetzelfde onderwerp zijn honderden onderzoeken gedaan. Dan geef je misschien eerst even een overzicht van alle onderzoeken en alle theorie die er is, en dan kies je uiteindelijk welke stroming het beste erbij past en om welke reden. Vervolgens onderbouw je dat.

Daarna heb ik nog iets over de kwaliteit van de partij websites. Hoe kun je nou de kwaliteit van een website bepalen? Daar zijn ook onderzoeken en theorieën over die uitleggen waar je dan op moet letten. Je kunt kijken naar welke informatie de website geeft en wat het doel is. Ze kunnen dienen als campagnevoering of als bronnenwerving, of ze hebben bijvoorbeeld een netwerkfunctie. Dat zijn dus de functies van een website.

Dan heb ik nog wat technische kenmerken van een website die belangrijk zijn. Dat zoek je allemaal op. Dat hoef je dus niet zelf te verzinnen, maar dat kan je gewoon in andere onderzoeken opzoeken. In andere boeken kun je soms ook kijken, maar vaak zijn artikelen wel het meest actueel.

En dan nog iets over lokale politieke partijen, want daar ging het dus specifiek over. Wat zijn de kenmerken van een lokale politieke partij, en wat is het verschil daarvan met een grotere partij? Uiteindelijk komt het gebruik van een format aan bod, dat heeft ermee te maken dat een politieke partij dus een lokale afsplitsing heeft. De PvdA in de Kamer in Den Haag heeft dus ook in alle gemeentes zo’n afsplitsing, maar je hebt in heel veel gemeentes tevens lokale, ‘losse’ bewegingen die niet aan een andere partij zijn geformeerd (bijvoorbeeld Eindhoven, Eindhoven Vooruit, etc.)

Dus dat heb ik allemaal precies uitgelegd, en dat vormt mijn theoretisch kader. Ik hoop dat dit een klein beetje je gedachten bepaalt, en dat je weet wat er nu eigenlijk in moet staan.

Het verschil tussen de inleiding en het theoretisch kader

In je inleiding kom je natuurlijk ook al een beetje op verduidelijking van begrippen en dat soort dingen, maar daar ga je niet zo de diepte in. In de inleiding beschrijf je een beetje oppervlakkig waar het mee te maken zou kunnen hebben. In het theoretisch kader ga je juist echt heel erg de diepte in wat betreft die begrippen en ga je echt kijken welke theorieën en onderzoeken er al over zijn. Je kan met behulp van je theoretisch kader al antwoord gaan geven op bepaalde deelvragen, omdat je dus gewoon de antwoorden gaat opzoeken. Vooral in mijn tweede scriptie zie je dat heel duidelijk.

Mijn tweede scriptie was in het Engels en ging over de loyaliteit van huisartsen en verloskundigen naar het ziekenhuis toe. Zij verwijzen patiënten door naar ziekenhuizen, het UMC Radboud in Nijmegen bijvoorbeeld, en dan is de vraag hoe loyaal ze eigenlijk zijn. En daar heb ik als theoretische achtergrond gekeken naar relationship marketing. Dit was voor bedrijfskunde, en dan de marketing master, dus relatiemarketing is een belangrijk begrip. Tevredenheid bleek een heel belangrijk begrip te zijn voor loyale huisartsen, en loyaliteit natuurlijk an sich.

Ik heb dan ook een kopje gemaakt voor de correlatie tussen tevredenheid en loyaliteit. Dat was tevens een deelvraag, zo van: hé, hoe ziet die correlatie er nu uit? Zit daar nog iets anders tussen? En daar zat nog trust en commitment tussen, dus nog twee begrippen die je dan ook gaat onderzoeken. Die neem je dan ook weer meer mee in je onderzoeksmethoden en in je echte onderzoek.

En dat kom je dus in zo’n ‘theoretical background’, oftewel theoretisch kader, te weten.

De correlatie tussen tevredenheid en loyaliteit heb ik ook getoetst om te kijken of die er ook is in deze setting, maar het mogelijke antwoord daarop heb ik dus ook al uit de theorie kunnen afleiden. Je probeert dan ook vaak onderzoeken te bekijken die echt uit jouw branche zijn, dus in dit geval de gezondheidszorg. Deze onderzoeken zijn het meest bruikbaar omdat ze jouw setting zoveel mogelijk benaderen. Dus dat is wat echt een ‘ja’ antwoord geeft op de deelvragen.

Bij wetenschappelijke artikelen kan de deelvraag ook bestaan uit een uitvoerig overzicht van de geraadpleegde literatuur, waarbij ook de laatste trends en ontwikkelingen worden genoemd. Bij meer praktijkgerichte scripties is dat uitgebreide wetenschappelijke overzicht niet noodzakelijk.

Antwoord geven op de deelvragen

Het is het best als je zo goed mogelijk antwoord kunt geven op de deelvragen. Als het antwoord op je deelvraag uit de geraadpleegde literatuur komt, dan komt die deelvraag bij voorkeur in het theoretisch kader. Soms wordt ook in het theoretisch kader het desk research gezet, al ben ik daar niet zo’n voorstander van. Wat je zoekt in de theorie is desk research.

Maar je kunt bijvoorbeeld ook – en dat heb ik dus hier gedaan – websites bekijken, en dat is ook desk research. Dan zit je namelijk aan je bureau. Maar daar heb ik wel een hele methode van onderzoek hoofdstuk over geschreven met echt een content analyse (welke websites ga ik bekijken en waarom?). In hoofdstuk vier komen de resultaten van de desk research naar voren, dus dat is dan niet iets voor je theoretisch kader. Daar moet je goed onderscheid tussen kunnen maken.

Richt je op de theorie

Nogmaals: het theoretisch kader beschrijft vaak enkel de theorie, en daarbij maak je gebruik van oudere onderzoeken. Alle andere desk research die je kunt doen, dus een content analyse, of de website van de organisatie bekijken, of krantenartikelen bekijken (bijvoorbeeld uit een bepaalde periode over een organisatie) hoort meer in je resultaten hoofdstuk. Dat is echt een onderzoek dat je opzet en moet omschrijven in je methode van onderzoek, en dat is bij het theoretisch kader iets minder. Dat zijn namelijk gewoon onderzoeken die je van andere wetenschappers leest, waarbij je ook vaak hiaten kan vinden in de literatuur. Dat je naar iets op zoek bent bijvoorbeeld en ontdekt dat er niets over te vinden is. En dat is dan weer hartstikke leuk, want dan kan jij dat gaan onderzoeken en aan het onderzoek bijdragen.

Kijkersvraag: Deelvragen aanpassen

Ik zie dat er een vraag binnenkomt. De vraag is: “Stel, je komt erachter dat je je deelvragen iets moet aanpassen om ze beter te kunnen beantwoorden, of zodat ze beter bij je veldonderzoek passen. In hoeverre kan je dat doen?” Het antwoord daarop is: ja, dat kan je doen. Sommige opleidingen zijn daar heel strikt in en staan geen wijzigingen toe. In dat geval kun je achteraf niet nog je hoofdvraag en je onderzoeksvraag aanpassen.

Soms heb je een scriptie waarbij je een hypothese gaat toetsen, en je wilt natuurlijk altijd dat je hypothese ondersteund wordt. Dan kan je ‘m niet aanpassen, maar wat je vaak bij scripties ziet is dat je wel degelijk nog wat kan wijzigen, omdat je gaandeweg veel meer inzicht krijgt. Je doet natuurlijk vooronderzoek en je schrijft de hele inleiding, maar omdat het de allereerste keer is dat je onderzoek doet, weet je eigenlijk pas na een tijdje wat je allemaal nodig hebt en wat er allemaal bij komt kijken.

En dan komt er zoveel meer op je pad dat het dan noodzakelijk wordt om die hoofd- en deelvragen iets aan te passen voor de logica van je hele stuk. Het is een iteratief proces, dus je bent continu in een soort van ‘cirkeltjes’ aan het werken. Soms zet je een paar stappen naar voren en later ga je dan weer even terug, om vervolgens weer een paar stappen naar voren te zetten. Je gaat elke keer weer terug naar de basis, het is geen rechtlijnig proces.

Dus, in hoeverre kan je ze aanpassen? Je kan natuurlijk niet ineens iets heel anders gaan onderzoeken, maar dat is logisch. Je hebt interviews gehouden of enquêtes die over een bepaald onderwerp gaan, maar een beetje aanpassen kan zeker wel. Gaandeweg krijg je ook weer nieuwe inzichten en verbeteringen.

Theoretisch kader